De eerste christenen hebben altijd gebeden om de komst van de Heer. Ze waren niet bang voor de wederkomst van de Heer, ook als dat de ondergang van de huidige wereld zou zijn, ook van hun eigen ik. God maakt alles nieuw. We weten (geloven) dat met de komst van Christus deze vernieuwing is begonnen. Hij die gestorven is voor onze zonden, is verrezen en reikt ons dit nieuwe begin aan, uit kracht van de heilige Geest. Deze geest van God vernieuwt het aanschijn van de aarde. Het begin is er al.
We leven dus in een dubbele tijd. Van reeds en nog niet. Van op weg gaan en steeds weer terugvallen. Het koninkrijk van God is nog niet voltooid; het is bezig te groeien. Laten wij het toe? Zo kijken de christenen naar de toekomst; deze komt naar ons toe en deze verwachting mag ons leven bepalen. Daarvoor hebben wij voortdurend bekering nodig. Elk ogenblik is als een gunstig moment door God gegeven waarin de Heer naar ons toekomt. We hebben de opdracht te luisteren naar de impulsen van de Geest van God zonder ons daar tegen te verzetten. Anders verhinderen wij het werk van God, hetgeen maar al te vaak gebeurt.
De eerste komst van God was met deze komst van Christus, als mens. In alle nederigheid is hij gekomen. Men heeft het niet gezien en het bracht veel lijden voor de Heer. Bij de wederkomst verwachten wij de Heer in heerlijkheid en het laatste oordeel zal gesproken worden. Alles zal aan het licht komen.
In deze tijd van verwachting leven wij met Gods woord en de kracht van de sacramenten in zijn kerk, waar we dit met elkaar beleven. Zo bidden wij dit ook in de kerk bij het Onze Vader: uw rijk kome en na de consecratie: wij verkondigen uw dood en verrijzenis totdat Hij komt. Hij is gekomen en Hij komt en Hij zal komen. Zo mag zich ons leven voortdurend vernieuwen, en dat we ons richten op Hem die komt. Zo wens ik u een goede advent.