Maria ter Weghe - Onze Lieve Vrouw van Haastrecht
In de buurt van het Belgische Dinant ligt het gehuchtje Foy, dat nog geen 140 inwoners telt. Centraal in het plaatsje staat de zeventiende-eeuwse kerk van Onze Lieve Vrouw van Foy. Op deze plaats begint de geschiedenis van Maria ter Weghe (“Beata Maria Viatrix”), oftewel: “Onze Lieve Vrouw van Haastrecht”, vanouds ook onder de titel “Hulp der christenen” vereerd.
Grote eik uit Foy
In het jaar 1609 werd in Foy (nabij Bastogne, België, nabij de grens met Luxemburg) een grote eik, eigendom van een schipper uit Dinant, verkocht aan de heer van het kasteel van Celles. De heer van Celles liet de boom omhakken om er planken van te laten maken. De boom werd geveld maar bleek grotendeels vermolmd te zijn waarop de heer opdracht gaf er blokken brandhout van te maken.
Verborgen beeldje
In de eik vonden de houthakker en zijn maat een klein beeldje van Maria, verborgen achter een tralie van drie staven. Het beeldje was ongeveer 22,5 centimeter hoog. Vermoedelijk was het daar in vroeger eeuwen langs de weg geplaatst en, doordat de boom verder groeide, geleidelijk aan het oog onttrokken.
Gelijmd door een meisje uit het dorp
Door de bijlslagen van de houthakker waren het hoofd van Maria er afgeslagen en ook de arm van het kind Jezus. Een meisje uit het dorp lijmde de stukken aan elkaar. Nadat het beeldje enige tijd in het kasteel had gestaan, liet de heer van Celles het opnieuw in een eik langs de weg plaatsen. Verschillende personen lieten uit blokken hout van de omgekapte eikenboom een kopie van dit beeldje maken, vooral toen er wonderbaarlijke dingen gebeurden. Want al spoedig vonden er genezingen plaats die werden toegeschreven aan de voorspraak van Onze Lieve Vrouw van Foy. Enkele opzienbarende gevallen deden de stroom van pelgrims groeien. In1624 werd daarom de kerk ingewijd, die er nu nog staat en daarin kreeg het beeldje een ereplaats. (zie ook www.pelefoy.be)
Diverse kopieën
Uit de eik waarin het beeldje in de jaren daarvoor had gestaan, werden opnieuw min of meer getrouwe kopieën gemaakt van het gevonden beeldje. De provinciaal van de paters Jezuieten, Willem de Wael van Vronestein, gaf aan verschillende plaatsen zo'n kopie. De bekendste kopie is wel het beeldje van Maria van Haastrecht. In 1647 kwam de toen 67 jarige pater Jezuiet en oud-provinciaal, Florentius de Montmorency, uit België naar Haastrecht op visitatie. In Haastrecht waren destijds Jezuieten pastoor. Als geschenk voor zijn medebroeder in Haastrecht bracht de Belgische pater uit naam van de provinciaal dit exemplaar van Maria van Foy mee.
Geertrui Bick
In de Wijdtstraat te Gouda woonde Geertrui Bick, 33 jaar oud en door een ongeluk al 17 jaar verlamd aan haar rechterzijde, die zij sinds 14 februari van dat jaar helemaal niet meer had kunnen bewegen. Geertrui was een vrome vrouw, een “klopje”, zoals de vrouwen werden genoemd die hun leven aan God en de Kerk hadden toegewijd. De bovenverdieping van haar huis “De vier heemskinderen” was als schuilkerk in gebruik (tegenwoordig: Wijdstraat 2). Artsen en medicijnen konden haar niet helpen en zij zocht haar toevlucht in het gebed. Zij vroeg aan haar biechtvader, pater Nicolaas de Jonge, pastoor van Haastrecht, om voor haar op 18 oktober een heilige Mis op te dragen en haar het pas gekregen beeldje van Maria eens te brengen. Die ochtend biechtte zij en zij ontving de heilige communie. Daarna viel zij in een diepe slaap. Om tien uur werd het beeldje gebracht en door de dienstbode tegen haar lamme zijde gelegd, terwijl zij sliep. Om elf uur werd de zieke wakker en zij bleek de zijde die verlamd was geweest, nu te kunnen bewegen. Zonder hulp kleedde zij zich aan en ging de 34 treden van de trap op naar de kerkruimte, wat zij tevoren niet had gekund. De dag erna werd door haar een verklaring afgelegd, die weer een dag later door zes getuigen werd ondertekend.
Bedevaart
In de jaren erna vonden er verschillende wonderlijke genezingen, gebedsverhoringen en bekeringen plaats, die werden toegeschreven aan de voorspraak van Maria. Een weduwe uit Stein bij Haastrecht, die al twintig jaar blind was, genas plotseling in de kerk en dit vond eveneens op 18 oktober plaats. Mede hierdoor kwamen steeds meer katholieken en ook niet-katholieken op bedevaart. In 1650 genas een protestants meisje, dat met haar vader naar Maria van Haastrecht kwam, van haar epilepsie. Soms werd het beeldje verplaatst: naar een kraamvrouw in Oudewater of een koestal waar een besmetting heerste. In later tijden werd het beeldje steeds vaker naar de zieken gebracht in een klein, speciaal daarvoor vervaardigd koffertje. Vandaar de naam ‘Maria ter Weghe’: Maria-die-op-weg-gaat.
Schuilkerk
In de beginjaren van de katholieke statie na de hervorming, werd op verschillende plaatsen kerk gehouden. Het Mariabeeldje stond op de zolderverdieping van het woonhuis van de priester, waar een schuilkerk was. Enige tijd later werd het ernaast gelegen pand als kapel ingericht en werd het beeldje daarheen overgebracht. Pastorie en kapel waren naast elkaar gelegen aan de Hoogstraat in Haastrecht (naast herberg “De Keyser”).
Schuurkerk aan de Grote Haven
Met hulp van een welgestelde Goudse apotheker werd een stuk grond aan de Grote Haven gekocht, waarop in 1682 een schuurkerk werd gebouwd, ongeveer op de plaats van de huidige Sint Barnabaskerk. De kapel aan de Hoogstraat bleef echter in gebruik tot 1877, toen het beeldje naar de huidige parochiekerk werd overgebracht. In 1881 kreeg Maria ter Weghe haar plaats op het Maria-altaar, toen links vóórin de kerk. Toen in 2006 de kerk van binnen werd gerenoveerd, is het Maria-altaar naar de rechterzijde verplaatst.
Twintigste eeuw
In de twintigste eeuw leefde de devotie voor Maria van Haastrecht weer op: er werden bedevaarten gehouden, wij-geschenken (ex-voto’s) gegeven en vele malen ging Maria ‘ter Weghe’, vooral naar de zieken. Vele malen werden gebedsverhoringen en genezingen op voorspraak van Maria van Haastrecht gemeld.
Gekroond onder de titel ‘Maria Viatrix’
Op 18 oktober 1955 werd het beeldje van Maria gekroond door de bisschop van Haarlem, als afgevaardigde van het kapittel van de Sint Pieter in Rome. Deze kroning houdt in dat de bekendheid en de verering van Maria in deze vorm door de Kerk wordt erkend en “bekroond”. Het kapittel van Sint Pieter is de instantie die deze officiële erkenning na onderzoek en afweging kan verlenen. Het beeldje is gekroond onder de titel ‘Maria ter Weghe’ (‘Maria Viatrix’).
Gestolen
Op 2 mei 1962 werd het beeldje, dat eens uit Foy gekomen was, gestolen. Enige tijd later is een nieuw beeldje uit Foy gekomen, een getrouwe kopie van het eerste. De verering van Maria ter Weghe is echter gebleven en na een kleine ‘dip’ weer opgeleefd. Vele honderden mensen hebben een replica van het beeldje aangeschaft. Gelovigen schonken een kostbaar kazuifel met de beeltenis van Maria ter Weghe, een processievaandel en zilveren kroontjes. Bij de veertigste verjaardag van de kroning heeft het kerkbestuur een gouden kelk en hostieschaal laten vervaardigen. Vele tientallen mensen brengen de dag voor het feest van Maria van Haastrecht bloemen voor de versiering van het altaar. Na afloop van de plechtige Eucharistieviering wordt met een replica van het Mariabeeldje een lichtprocessie gehouden door de kinderen.
350 jarig bestaan
Bij het 350 jarig bestaan van de verering in 1997 werd de Haastrechtse bedevaart door de aartspriester van de sint Pieter, kardinaal V. Noë, ontvangen en werd het beeldje door paus Johannes Paulus II gezegend. Bij die gelegenheid is een eigen Misformulier voor Maria ter Weghe opgesteld, en goedgekeurd. Nog steeds bestaat het gebruik dat Maria “ter Weghe” gaat.
Jaarlijks feest op 18 oktober
Het jaarlijkse feest van Maria van Haastrecht wordt gevierd op 18 oktober. Met de goedkeuring van het Misformulier is het feest van Maria ter Weghe als vrije gedachtenis ingevoerd voor het bisdom Rotterdam. Vanwege de viering van Sint Lucas wordt deze gedachtenis op 20 oktober gevierd, maar voor Haastrecht is de datum van 18 oktober behouden gebleven.
Mgr. Jan Hendriks
Voetnoten:
- Misformulier in: Verzameling misformulieren ter ere van de heilige maagd Maria. Nederlandse standaard-editie, uitgegeven door de Nederlandse Bisschoppenconferentie (Beleidssector Liturgie/NRL, 2005), pp. 237-239.
- K. GOUDRIAAN, “De verering van Onze Lieve Vrouw van Haastrecht”, in: Historische Encyclopedie Krimpenerwaard (1997).
- J.A.F. KRONENBURG, Maria's heerlijkheid in Nederland, deel 7(Amsterdam, 1911), pp. 360-369.
- B.P.M. DE JONG, Oude Mariadevoties in eere hersteld (Gouda,1916), pp. 77-113.
- A.J. KÖLKER, Haastrecht. Hoofdstukken uit het ontstaan en de ontwikkeling van die steede ende landen van Haestregt (Hollandse Studiën 6, Dordrecht, 1974).
- P.J. MARGRY e.a., Bedevaartplaatsen in Nederland. Deel 1: Noord- en Midden-Nederland (Amsterdam/Hilversum: PJMI/Verloren, 1997).
- A. VAN LOMMEL, “Bouwstoffen voor de kerkelijke geschiedenis van verschillende parochiën thans behoorende tot het Bisdom van Haarlem”, in: Bijdragen Bisdom Haarlem 7 (1879), pp. 340-390.
- R.R. POST, “Zes verslagen over de werkzaamheden door deJezuïeten der Hollandsche missie verricht”, in: Archief Aartsbisdom Utrecht 58(1934), pp. 1-89; 59(1935), pp. 79-196.
